dinsdag 15 december 2015

Les treize desserts de Noël

De 13 traditionele kerstdesserts uit de Provence: origine en gebruik





In de Provence worden de 13 kerstnagerechten gegeten bij thuiskomst van de kerst nachtmis. Deze traditie is in het begin van de 20e eeuw ontstaan in Marseille. Het getal 13 staat voor Jezus Christus en zijn 12 apostelen.

Voor die tijd bestond wel het uitgebreide zoete dessert banket met kerst dat werd aangeduid met de term calenos, maar er werd geen exact getal aan verbonden. Al in het jaar 1683 werden de desserts genoemd door François Marchetti, een pastoor uit Marseille, in zijn werk Uitleg van de gebruiken en gewoonten in Marseille.

Rond 1787 verschijnt van de dichter en moralistisch schrijver Laurent Pierre Bérenger het werk Provençaalse avonden of de brieven van meneer Bérenger aan zijn vrienden gedurende zijn rondreis door het vaderland waarin een heel hoofdstuk gewijd is aan de Provençaalse kerstdesserts en van welke hij een hele inventaris citeert: vijgen, rozijnen, druiven, pruimen, sinaasappels, appels, peren, noga, gekonfijte vruchten, koekjes….

Eind 19e eeuw beklagen diverse schrijvers zich dat de calendale feesten (traditionele feesten in de decembermaand),  het grootse souper (de maaltijd rondom de nachtmis) en haar nagerechten zijn verdwenen.  In 1854 besluit het Félibrige, een literair genootschap onder leiding van de Provençaalse dichter Frédéric Mistral met het doel de Provençaalse taal te behouden, zich ook in te gaan zetten voor het behoud van de Provençaalse gewoonten en feesten, om zo de Provençaalse cultuur te kunnen handhaven.

Het blijkt dat buitenstaanders vooral gebiologeerd raken door de grote variëteit van desserts op de kersttafel en in 1925 wordt in de speciale kersteditie van de krant La Pignato voor het eerst een getal genoemd waaraan het aantal kersdesserts zou moeten voldoen. Een oud lid van het Félibrige, noemt hier het getal dertien (treize), niet meer, maar ook niet minder! De desserts die niet onder de 13 desserts mogen ontbreken zijn les quatre mendiants (= lett. De vier bedelaars):


Deze noten en vruchten  herinneren aan de habijtkleuren van de vier kloosterordes van bedelmonniken.  Vervolgens kan men kiezen uit een uitgebreide lijst van desserts: hazelnoten, pistachenoten, muskaatdruiven, bessen, dadels, appels, peren, sinaasappels, Clairette druiven, confituren, kastanjes in warme wijn, kweeperensap, rode, witte en zwarte noga, zoet brood met oranjebloesem water (pompe à l’huile), suikerbrood met gekonfijte vruchten (fougasse), beignets van bladerdeeg bestrooid met suiker (oreillettes), koekjes, snoepjes en zelfs kaas.
De samenstelling van de 13 desserts varieert per regio, stad , dorp of zelfs per familie. Naast deze lijst van desserts, is de zogenaamde bûche de Noël vrijwel altijd onderdeel van de 13 desserts.  Wij zouden het vertalen met een boomstammetje, maar de bûche de Noël is nooit van ijs gemaakt. Het is een taart, vaak van chocolade, zoals op onderstaande afbeelding. Echter, vele variaties zijn mogelijk zoals bijvoorbeeld de banketbakker (patissier) uit Avignon op zijn bestelkaart laat zien.



maandag 7 december 2015

Een Zuid-Franse kerststal


Sommige grote tuincentra pakken er al een aantal jaren mee uit: kerstdorpen en kersttaferelen die in niets meer te maken hebben met een kindje Jezus en een stal.


In de Zuid-Franse Provence gaat deze traditie echter heel wat verder terug.De Franse Revolutie van 1789 stond aan de basis van de scheiding van kerk en staat. En dat ging er nogal rigoureus aan toe.....

De kerken werden gesloten zodat de bevolking niet meer in contact kon treden met meneer pastoor. En dat was nogal wat in die tijd. De mensen waren zeer gelovig en daarnaast was de pastoor over het algemeen de enige persoon in de gemeenschap die opleiding genoten had, twee factoren waarom zijn hulp vrijwel dagelijks werd ingeroepen.

Bovendien  ging men in de december maand altijd de crèche de Noël, de kerststal, in de kerk bekijken met het kindje Jezus, Josef en Maria, de herders en natuurlijk de ezel en de os. Franciscus van Assisi, de heilige naar wie de huidige paus Franciscus  zich vernoemd heeft en wiens moeder uit de Provence kwam, zou in 1223 voor het eerst een dergelijke crèche hebben laten plaatsten in de Italiaanse stad Greccio.

Omdat de bevolking nu niet meer de crèche in de kerk kon gaan bewonderen, begonnen ze een kleine versie voor zichzelf thuis te maken, van broodkruim of van papier mâché. Dit werd voor het eerst gedaan in de Provence, in het diepste geheim, want als ontdekt werd dat je een dergelijke kerststal thuis had staan, riskeerde je je hoofd te verliezen onder de recent uitgevonden guillotine.

In 1798, toen het hebben van een crèche in huis al lang geen misdaad meer was, haalde ene meneer Lagnel uit Marseille geërgerd de aangekoekte klei onder zijn schoenen vandaan en kwam zo op het idee om de figuurtjes uit de kerststal voortaan van deze klei te maken. De eerste santonnier was geboren. Santon betekent letterlijk "kleine heilige" en slaat op het kindje Jezus. Een santonnier is uiteraard degene die de santons maakt.



De santons werden al snel gecommercialiseerd, ze kregen kleren aan en in de loop der eeuwen zijn er steeds meer figuurtjes bij gekomen: de visser, de schoolmeester, het lavendelvrouwtje, de bakker, de mandenvlechter,  allemaal komen ze het kindje Jezus vereren. Je kunt je crèche zo groot maken als je zelf wil. Santonnier is nog lang geen uitgestorven beroep en in de Provence zijn er een groot aantal winkels die ze verkopen, onder andere in Pausenstad Avignon.

In Nederland is er het santonmuseum. In de Provence in Zuid-Frankrijk zijn er diverse santon musea, waaronder die van Fontaine de Vaucluse, klik hier voor een filmpje van dit museum dat een perfect beeld geeft van de santon in alle vormen en maten.